Saturday, February 08, 2014

Mevrouw Modderman komt thuis

Vorig jaar stuurde ik enkele bladen uit een fotoalbum van mijn 'oma Fem' aan haar voormalige werkgever; het Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde, waar ze van 1962 tot 1974 had gewerkt als administratief medewerker. Het Meertens Instituut wijdde er een stukje aan in de rubriek 'Nieuw in de Collectie'.
Fems werkzaamheden op het instituut bestonden uit het ondersteunen van de onderzoekers bij het in kaart brengen van taalkundige of volkskundige verschijnselen. Dialectologe Jo Daan hielp ze onder meer door de antwoorden uit eindeloze hoeveelheden vragenlijsten in te voeren. Het contact met de 'correspondenten' in den lande, was haar - als oorsponkelijk Twentse - het liefst. Ze volgde Jo de provincie in, installeerde de bandrecorder op de boerentafels, en werkte - terug in Amsterdam - de gesprekken uit.


In zijn romancyclus Het Bureau schetst J.J. Voskuil een méér dan sprekend beeld van Fem Modderman. Dankzij de index op de delen kunnen de passages waarin mevrouw Moederman, zoals Voskuil Fem doopte, eenvoudig teruggevonden worden. Vlak voor haar dood in 1996 toonde ik haar deel I en vroeg of ze de auteur herkende. 'Een spotter', was haar reactie. Daar was geen woord aan gelogen, zoals blijkt uit een van de pareltjes uit het boek. Speciaal voor de gelegenheid, hieronder mevrouw Moederman compleet.

-o-O-o-

Slofstra kwam de kamer in. 'Meneer Beerta!' zei hij met zijn harde neusstem. 'Kan ik u even storen? Hier is mevrouw Moederman!' Hij wendde zich tot iemand die nog in het lokaal van juffrouw Haan stond. 'Komt u maar binnen!' Hij keek weer naar Beerta. 'Mevrouw Moederman komt hier voor de correspondentenadministratie, omdat ik dat niet kan!'
'Laat mevrouw Moedermaan maar binnenkomen,' zei Beerta.
Mevrouw Moederman was een wat oudere vrouw met een vriendelijk, rond, enigszins zorgelijk gezicht.
'Ik ben Beerta,' zei Beerta stijf. Hij gaf haar een hand.
'Dag meneer Beerta.' Ze schudde zachtjes met haar hoofd.
'U komt hier dus werken.'
'Ja meneer Beerta.'
 'En mevrouw Haan heeft u verteld wat er van u verwacht wordt?'
'Jawel meneer Beerta.'
Intussen had Slofstra de enveloppen in de prullenmand ontdekt. Hij haalde ze eruit omdat het mooie enveloppen waren en zag toen dat een ervan aan hem geadresseerd was. 'Kijk eens,' zie hij , het gesprek tussen Beerta en mevrouw Moederman onderbrekend, 'die is voor mij! Dat is de kalender van Drukkerij Holland.'
'Ja, zei Beerta, hij richtte zich wat op, 'maar die hebben we u niet gegeven, want u vraagt wel eens wat te veel. Een ambtenaar in functie mag niets voor zichzelf vragen!'
'Dat is mij bekend,' antwoordde Slofstra gehoorzaam.
'Maar toch doet u het wel eens.'
'Ja meneer Beerta.'
'Goed. Laat dat dan gezegd zijn.'
'Dank u wel.' Hij keek naar de enveloppe. 'Mag ik die enveloppe wel hebben?'
'Wat mij betreft mag u de kalender ook hebben, maar dan moet u hem aan De Bruin vragen, want die heeft hem nu.'
'Als De Bruin hem graag wil hebben, mag hij hem wel houden,' zei Slofstra grootmoedig.
Al die tijd had mevrouw Moederman er wat afwezig bijgestaan, alsof ze met haar gedachten elders was.
'Hebt u meneer Koning al ontmoet?' vroeg Beerta zich weer tot haar wendend.

-o-O-o-

Mevrouw Moederman zat zenuwachtig te rommelen in de chaotische massa papieren die over haar bureau verspreid lagen. Ze had een lichte kleur van inspanning en haar hoofd bewoog zachtjes heen en weer, alsof ze in zichzelf praatte. 'Gaat u niet naar de receptie?' vroeg Maarten.
'Jawel,' zei ze verward, opkijkend. 'Even dit afmaken, ik kom zo.'
'U hoeft niet.' Hij was blijven staan en keek met enige sympathie naar haar.
'Nee, ik ga zo,' zei ze verontschuldigend, 'Ik ben alleen nog even hier mee bezig.'
Maarten liep terug naar het tweede lokaal. Hendrik zat weer acher zijn tafel. Maarten trok een stoel onder de middentafel vandaan, tegenover Hendrik, en ging zitten. Van waar hij zat kon hij de tuin in kijken. In de stilte hoorde hij mevrouw Moederman in het eerste lokaal ritselen. 'Mevrouw Moederman werkt zich over de kop,' zei hij.
'Ik vind het een aardig mens.' zei Hendrik.
Ze zwegen.
'Heb jij er wel eens over nagedacht waarom je niks leuk vindt?' vroeg Maarten.
'Nee.'
Maarten knikte bedachtzaam.
'Ik weet trouwens niet of ik niks leuk vind,' zei Hendrik na een stilte.
'Ja, lichamelijke genoegens, een borrel drinken en zo, maar dat bedoel ik niet. Ik bedoel op het geestelijke vlak.'
'Nee, op het geestelijke vlak vind ik geloof ik niks leuk,' gaf Hendrik toe, 'behalve puzzelen dan.'
'Dat ligt toch aan onze vaders, he?'
'Dat weet ik niet hoor.'
'Als je vader je nooit prijst dan blijf je denken dat wat belangrijk is nog moet komen.'
'Het is meer dat ik alles zo kinderachtig vind,' overwoog Hendrik. 'Zo'n kaart van het ploegen bijvoorbeeld. Wie zit daar nou eigenlijk op te wachten?'
[...]
In het belendende lokaal kuchte mevrouw Moederman zachtjes.
'Als mevrouw Moederman niet voortmaakt, dan mist ze de receptie,' merkte Maarten op.
'Ja.'
'Dat is ook zoiets. Hoe kun je in godsnaam blij zijn met zo'n lintje.'
'Dat begrijp ik ook niet.'
'Wat voor man moet je daarvoor zijn.'
'Ach, zo'n man is waarschijnlijk heel gelukkig.'
'Dan maar liever niet gelukkig als je daar zo'n lul voor moet zijn.'
'Of het een lul is, weet ik niet. Daar ken ik hem niet goed genoeg voor.'
[...]
Maarten stond op en liep naar het eerste lokaal. Mevrouw Moederman zat er nog net zo. Ze stapelde met haar papieren, maakte aantekeningen, bladerde in het codeboek. 'Bent u nog niet klaar?' vroeg hij.
'Ja meneer Koning. Ik ben heus zo klaar,' zei ze zenuwachtig. 'Nog even dit.'
Hij bleef nog even staan kijken en liep toen weer terug naar de stoel tegenover Hendrik. 'Zou mevrouw Moederman gelukkig zijn?' vroeg hij toen hij weer zat.
'Ik weet het werkelijk niet,' zei Hendrik. 'Ik denk het niet.'

-o-O-o-

'Dag Jaap, dag mevrouw Moederman.'
Balk mompelde wat. Mevrouw Moederman had zich glimlachend naar hem toe gekeerd. 'Dag meneer Koning. Ik heb gehoord dat u gewandeld hebt. Dat vind ik nou zo lek. Dat deden mijn man en ik ook altijd. Ik vind dat nou echt iets voor u!
Maarten glimlachte gevleid. Hij wilde wat terugzeggen, maar op dat ogenblik ging de deur open en kwam Hindriks onhandig met het blad binnen.

-o-O-o-

Maarten bleef bij het bureau van mevrouw Moederman staan en keek toe terwijl ze een enveloppe opensneed, de vragenlijsten en de bijlagen eruit haalde en voor zich neerlegde in de kleine ruimte die tussen de stapels enveloppen aan haar linkerhand, de stapels opengevouwen en al gecodeerde lijsten aan haar rechterhand en de bakken met fiches voor haar, was open gebleven. 'Zijn er al veel lijsten binnen?' vroeg hij.
'Al wel honderd schat ik.' Ze zocht, zacht schuddend met haar hoofd, in een kaartenbak, zette een kaart overeind, trok de kaart die ervoor stond eruit en schreef het codenummer van de kaart in het vakje rechtsbovenaan de vragenlijst, waarna ze de lijst op de kaart afkruiste. 'Wilt u er vast een paar zien?'
'Nee, dat komt nog wel.'
[...]
Maarten nam een lijst van een stapel die ze al had verwerkt en sloeg haar open. 'Ik wantrouw dat. Mensen die voor Oud en Nieuw hun lijst insturen, hebben schoon schip willen maken, terwijl de mensen die daarna komen zich hebben voorgenomen hun leven te beteren. Let u maar op.'
Mevrouw Moederman glimlachte. 'Ach, meneer Koning.'
'Neemt u zich dat dan niet voor op oudejaarsavond?' Hij keek haar ironisch aan.
'Dat doe je niet meer op mijn leeftijd.'
'En u, meneer Slofstra?' vroeg Maarten over haar hoofd heen.
'Ik kijk wel uit!' antwoordde Slofstra.
'En u eet wel oliebollen?'
'Niks hoor!'
'Waarom niet?'
'Mijn vrouw vindt dat ik te dik word!'
Maarten keek naar Meierink, die onbewogen naast hem zat te lezen. 'Eten jullie oliebollen, Geert?'
Meierink keek traag op. 'Wat?'
'Of jullie oliebollen eten. '
'Wij gaan altijd naar familie.'
'En dan zingen jullie Uren, dagen, maanden, jaren,' begreep Maarten.
Meierink lachte schaapachtig. 'jullie misschien.'
'Ik ben niet Hervormd.'
'Maar als u wel Hervormd was, zou u het vast ook niet doen,' zei mevrouw Moederman.
'Waarom niet?'
'Omdat u daar te nuchter voor bent.'
'Nuchter?' vroeg Maarten verbaasd. 'Ik ben helemaal niet nuchter. Ik luister iedere avond om helf elf naar het Ave Verum en dat vind ik prachtig! Daar krijg ik tranen van in mijn ogen!'
'Nee, dat vind (sic!) u helemaal niet prachtig,' zei mevrouw Moederman vriendelijk, 'dat zegt u maar. U bent een spotter.'
Maarten luisterde lachend, een beetje verlegen. 'Maar ik vind het echt mooi.'
Mevrouw Moederman schudde haar hoofd. 'Nee, dat zegt u wel, maar u meent het niet.'
'Spottershuisjes branden niet,' zei Slofstra luid.
'Een gekke uitdrukking,' vond Maarten.
'Dat zei mijn moeder altijd.'
'Mijn schoonmoeder ook. Maar volgens mij branden ze nu juist wel!'
'Mogelijk,' zei Slofstra ongeïnteresseerd. 'U zal dat wel beter weten.'

-o-O-o-

Aan de middentafel zat mevrouw Moederman een stapel vragenlijsten in een doos te steken.
'Ha die Volkscultuur!' zei Van Ieperen. Hij blies zijn wangen bol en maakte een grimas.
Maarten glimlachte vaag.
'Die Duitse atlas is anders een stuk verder, he?' zei Van Ieperen. 'Daar zijn wij maar niets bij!' Hij grinnikte.
'Daar zijn wij maar niks bij!' Hij grinnikte.
'Daar zijn wij niets bij,' gaf Maarten toe.
'En dat haal je niet meer in ook!'
'Ik ben bang van niet.'
'Dan moet u daar toch eens wat aan doen, meneer Koning,' zei mevrouw Moederman, opkijkend.
'Waarom?' vroeg Maarten. Hij bleef bij de tafel staan en glimlachte.
'Dat moet u toch inhalen?'
'Wil ik u eens wat vertellen,' zei Maarten vertrouwelijk. 'Die hele atlas interesseert mij geen barst! Ik laat het maar zo.'

-o-O-o-

Maarten liep terug naar zijn kamer, sloot de deur, wilde gaan zitten, bedacht zich, liep de kamer weer uit, door het tweede en het eerste lokaal, naar de gymnastiekzaal. In het eerste lokaal stond De Gruiter bij het bureau van mevrouw Moederman met zijn arm in een mitella. Maarten bleef staan. 'Hebt u iets aan uw arm?'
'Ik heb mijn arm gekneusd,' antwoordde De Gruiter lijzig, 'en nu zegt de dokter dat ik moet oefenen, maar hij heeft niet gezegd hoe vaak ik moet oefenen. Weet u dat misschien?'
'Ik zeg net tegen meneer De Gruiter dat hij dat beter aan de dokter zelf kan vragen,' zei mevrouw Moederman, haar hoofd schudde zachtjes terwijl ze naar Maarten keek.
'Maar zo'n dokter heeft het druk,'zei De Gruiter.
'Ik ben nog nooit geopereerd,' zei Slofstra luid van zijn bureau achter mevrouw Moederman, 'behalve één keer! Aan mijn anus! Toen moesten er aambeien worden weggenomen!'
Mevrouw Moederman en juffrouw Bavelaar schoten in de lach, De Gruiter keek pijnlijk getroffen om.
'Maar meneer Slofstra,' zei mevrouw Moederman bestraffend, 'zoiets zeg je toch niet!'
'Ik zou niet weten waarom niet.'

-o-O-o-

Bart had zich bescheiden teruggetrokken en stond nu een paar meter van hen af met mevrouw Moederman te praten.
[...]
Mevrouw Moederman en Bart stonden nog aan de railing, net als een kwartier geleden.
'Als ik 's ochtends op mijn fietsje naar het Bureau ga, dan rijd ik ook altijd door het Vondelpark,' zei mevrouw Moederman, 'want ik moet toch iedere dag wat groen zien. Kunt u zich dat voorstellen?'
'Ik kan me dat heel goed voorstellen,' zei Bart. 'Daar heeft een mens soms echt behoefte aan.'
'Wat prettig nu toch dat u dat ook vindt,' zei mevrouw Moederman.

-o-O-o-

De kamer van mevrouw Moederman was verlaten. Op haar bureau lagen stapels enveloppen, gedeeltelijk opengescheurd, en vragenlijsten. Aan een staande kapstok in de hoek hing een paars wollen vest en op een tafel voor het raam stonden planten. Hij ging op haar stoel achter het bureau zitten en schreef op een stuk papier: mevrouw Moederman - Krijg ik van u de gegevens over de dit jaar binnengekomen vragenlijsten voor het jaarverslag? Alvast bedankt, Koning. Hij legde het papier zo dat haar oog er meteen op zou vallen als ze ging zetten keek nog even om zich heen en daalde toen de trap weer af naar zijn eigen kamer.[...]
'Maar meneer Koning!' zei mevrouw Moederman verwijtend. Hij keek op. 'Mevrouw Moederman!' Ze stond in de deur van zijn kamer.
'Zo gaan we toch niet met elkaar om?'
'Hoe niet?'
'We gaan elkaar toch geen briefjes schrijven? Dat is toch niets voor u?'
'Wat had ik dan moeten doen?' vroeg hij onzeker.
'U kunt toch wel wachten tot ik er ben? Zo'n haast heeft het toch niet?'
'Ik had het graag op 31 december op het bureau van Balk gehad.'
'Maar daar mogen anderen toch niet het slachtoffer van worden?'
'Nee,' gaf hij toe, 'dat is ook niet de bedoeling.'
'Maar zo gebeurt het wel.'
'Neemt u mij niet kwalijk.'
'Ik neem het u niet kwalijk, maar ik was geschokt. Doet u dat nou nooit weer! Het past helemaal niet bij u.'
'Ik zal het niet meer doen.'
'Goed, dan zal ik kijken wat ik nog kan doen.'
'Dank u.'
Ze ging de kamer weer uit.
Hij bleef in verwarring achter, met het ongelukkig makende gevoel dat hij het nooit zou leren op de juiste wijze met zijn medemensen om te gaan.

-o-O-o-

'Mevrouw Moederman beklaagt zich dat ze overbelast raakt door het grote aantal lijsten dat jij uitstuurt. Is dat zo?'
De klacht verraste Maarten. Hij voelde het als een aanval in de rug. 'Ik heb vorig jaar één lijst uitgestuurd, en het jaar daarvoor ook.'
'Grote lijsten dan,' zei Balk ongeduldig.'
'Bij de laatste lijst was een bijlage,' gaf Maarten toe.
'In het vervolg wil ik daarin gekend worden. En alle contacten met mevrouw Moederman lopen voortaan over mij!'- hij sloeg geen acht op de tegenwerping.
[...]
Hij sloot de deur, bleef een paar passen van haar bureau staan en wachtte toen hij zag dat ze zat te tellen. Ze zette een streep en schreef een cijfer neer. 'Dag mevrouw Moederman,' zei hij.
Ze keek verward op, met haar gedachten nog bij haar werk. 'Dag meneer Koning. Ik had u niet gehoord, neemt u mij niet kwalijk.'
'Nee waarom?' - ze vertederde hem.
'Dat komt, dan ben ik zo in mijn werk verdiept, dan hoor ik niets.'
'Natuurlijk.' Hij wachtte even. 'U hebt zich over mij beklaagd bij Balk?'
Ze schrok. 'Heeft meneer Balk ú daar nou over aangesproken?' - ze knipperde nerveus met haar ogen. 'Dat was helemaal niet de bedoeling. Dat had hij helemaal niet mogen doen.'
'Maar hij heeft het nu gedaan.'
'Maar het was helemaal niet tegen u. U hebt niet te veel lijsten uitgezonden. Het was tegen mevrouw Haan! Dat heb ik ook tegen meneer Balk gezegd. Mevrouw Haan heeft vijf lijsten verzonden en u één.'
'Ja, ik begreep er ook al niets van.'
'Hebt u dat dan niet tegen meneer Balk gezegd?'
'Ik dacht dat het die bijlage was.'
'Maar u moet zich veel beter verdedigen, meneer Koning! Mevrouw Haan heeft natuurlijk de schuld weer op u geschoven en dan gaat  u in het defensief! Als u niet meer van u afbijt, dan lopen ze over u! U had meneer Balk naar mevrouw Haan moeten verwijzen!'
Maarten glimlachte geamuseerd. Nu hij wist hoe het gegaan was, vond hij het best zo.
Ze stond op. 'Ik ga dat toch tegen meneer Balk zeggen,' ze ze geëmotioneerd, wantzo is het niet. U bent veel te aardig.'
'Het is geen aardigheid,' verzekerde hij.
Ze deed haar bril in zijn koker. Omdat haar handen een beetje beefden, had ze daar moeite mee. 'Nee, maar ik ga het toch rechtzetten, anders verwijt u het mij.'
'Ik verwijt u helemaal niets,' zei hij lachend.
'Nee, maar het is niet goed zo,' ze liep, met haar gedachten al bij het gesprek met Balk, naar de deur.

-o-O-o-

'Heeft Balk ook verteld dat mevrouw Moederman weggaat?' vroeg Bavelaar achter hem.
'Nee,' hij draaide zich naar haar om, nog in de ban van het gesprek met Balk.
'Ze wordt 65,' ze tikte haar sigaret af.
'Dat is een ramp.'
'Ze wordt anders wel oud.'
'De meeste correspondenten zijn ook oud.'
'Ja, het zal moeilijk zijn om haar te vervangen,' gaf ze toe.
[...] Maarten ging de trap op naar de kamer van mevrouw Moederman. Ze was zo verdiept in haar werk dat ze hem niet opmerkte toen hij binnenkwam. Hij bleef bij haar bureau staan. 'Ik hoor dat u weggaat?'
Ze schrok en keek op. 'Ach, meneer Koning. U laat me schrikken.' Ze schudde zachtjes met haar hoofd.
Hij glimlachte. 'U gaat met pensioen?'
'Ja. Ik had liever nog wat gebleven,' bekende ze, en blik op de chaotische massa papieren en bakken rondom haar werpend,' maar meneer Balk zegt dat dat niet kan.'
'Nee, dat is moeilijk,' gaf hij toe, 'maar we zullen u wel missen.'
'Gelooft u dat nou heus?' vroeg ze met een vermoeid lachje.
'Dacht u van niet?'
'Op mijn leeftijd weet je dat oude mensen meteen vergeten zijn. Ik maak me daar heus geen illusies over.'
'Ik zal u in ieder geval missen.'
'Ja, u wel, maar u hebt ook belangstelling voor anderen. Dat heeft hier bijna niemand.'
Haar opmerking verraste hem. Hij vond haar aardig, maar zo zag hij zichzelf niet. 'Nou...' zei hij glimlachend, uit een behoeft tot relativeren.
'Dat meen ik. De enigen die weten hoeveel werk hieraan vastzit zijn mevrouw Haan en u. Meneer Balk heeft zelfs geen idee wat ik doe. Die is hier nog nooit geweest.'
'Omdat Dé Haan en ik met die lijsten werken en de correspondenten kennen.'
'Ja ook natuurlijk. Maar afgezien daarvan.'
'Wanneer gaat u weg?'
'Eén februari.'
'Dat heeft dus nog de tijd.'
'Dat gaat sneller dan u denkt.'
'In ieder geval zie ik u voor die tijd nog, hoop ik.' Hij glimlachte en wilde zich afwenden.
'Wacht nog even,' zei ze. 'Ik had u nog wat willen vragen.'
Hij bleef staan.
'Toen meneer Van Ieperen met pensioen ging is er een afscheid voor hem georganiseerd. Herinnert u zich dat nog? Ze keek hem bezorgd aan.
'Natuurlijk.' In zijn herinnering zag hij Van Ieperen aan de arm van zijn vrouw lijkbleek de kamer van Dé Haan binnenkomen.
'Zoiets zou ik verschrikkelijk vinden.'
'U wilt geen afscheid.'
'Nee, als het enigszins kan niet.'
Dan zou ik dat tegen Balk zeggen.'
'Meneer Balk heeft daar geen aandacht voor. Die luistert niet naar mij.' Haar hoofd schudde zachtjes. 'Wilt u dat niet doen?'
Hij dacht na. Hij zag er weinig in. 'Hoe had u zich uw afscheid dan voorgesteld?' vroeg hij, om tijd te winnen.
'Het liefst zou ik gwoon de laatste dag de deur achter me dichtdoen, zonder dat iemand er aandacht aan besteedde.'
'Ja, dat begrijp ik.' Hij vond haar aardig. Dat gaf de doorslag. 'Ik zal kijken wat ik kan doen.'
'Dank u. Dan weet ik dat het in orde komt,' zei ze gerustgesteld.'

-o-O-o-

'Ik heb straks nog wel iets, maar dat is van minder belang. Ga jij maar eerst.'
'Dat is dan de opvolging van mevrouw Moederman,' zei Balk op besliste toon. 'Ik heb hier en daar wat mensen gepolst, maar het blijkt niet eenvoudig iemand te vinden die voor dit werk geschikt is. Het moet iemand zijn die gemakkelijk met de correspondenten omgaat, vertrouwen wekt, brieven kan schrijven, een grote zelfstandigheid kan verdragen, een hoop administratieve rompslomp aankan'....
'Dat kan Marietje natuurlijk beslist niet,' onderbrak Dé Haan hem.
'Laat me even uitspreken. Ik heb het nu over degeen die we moeten hebben. Hoe vinden we zo iemand, die dan bovendien nog genoegen neemt met een naar verhouding bescheiden salaris?'
'Heb je al een advertentie gezet?' vroeg Dé Haan.
'Daar heb ik nog mee gewacht.'
'Waarom ga je niet gewoon naar het Arbeidsbureau!'zei Rentjes. 'Daar hebben ze honderden mensen.'
'Naar het Arbeidsbureau...' herhaalde Balk, het voorstel overwegend.
'Voor zo'n functie moet je natuurlijk juist niet naar het Arbeidsbureau,' zei Maarten. Hij vond het een stomme opmerking, alleen al omdat ze van Rentjes kwam, maar bovendien vond hij het idioot om een ambtenaar van het Arbeidsbureau te laten beslissen over een functie die zo afhankelijk was van menselijke kwaliteiten.
'Dat zie ik niet in,' zei Balk.
'Nee, ik ook niet,' zei Rentjes.
'Je gaat naar het Arbeidsbureau als je een lasser nodig hebt,' zei Maarten, de tegenstand die hijondervond emotioneerde hem, 'of een timmerman, niet als je iemand nodig hebt die zo'n specifieke taak heeft dat wij hem niet eens kunnen vinden.'
'Dat is onzin!' vond Balk. 'Zo'n man in het Arbeidsbureau heeft overzicht en je mag verwachten dat hij begrijpt wat wij nodig hebben. Ik vind het een voortreffelijk voorstel!' Hij maakte een aantekening. 'Ik zal straks meteen contact opnemen.'
'En worden wij daar ook nog in gekend?' vroeg Dé Haan.
'Ik maak een selectie en jullie krijgen een vorodracht van twee.'
'En als die man er nou maar een heeft?'
'Dan is de zaak meteen opgelost, maar ik zal hem vragen om een aantal.'
'En als hij niemand heeft?'
'Dan zetten we alsnog een advertentie.'
'Die man heeft natuurlijk iemand!' zei Rentjes. 'Daar is hij tenslotte voor.'
Maarten verbeet zich. Hij was woedend over de manier waarop Balk hem opzij had gezet, maar hij had geen verweer. 
'Iemand nog iets over deze kwestie?' vroeg Balk.
'Op dat ogenblik herinnerde Maarten zich het verzoek van mevrouw Modderman. 'Ja,' hij schraapte zijn keel, schor van ingehouden woede, 'mevrouw Moederman heeft tegen mij gezegd dat ze geen afscheid wil.'
'Dat is haar zaak niet, dat is onze zaak.'
'Dacht u nou heus dat ze dat meende?' vroeg Dé Haan schamper
'Dat zeggen ze allemaal,' zei Rentjes, 'maar als je geen afscheid geeft, zijn ze kwaad.'
'Ik ben er zeker van dat ze het meende,' zei Maarten. 
'Daar heb ik niets mee te maken,' zei Balk. 'Het gaat niet om mevrouw Moederman, het gaat om het Instituut! Als we geen afscheidsfeest geven, wekt dat de indruk dat ze met ruzie is weggegaan en dat kunnen we ons niet veroorloven. Ze krijgt een behoorlijk afscheid! In de collegezaal! Ik zal Bavelaar vragen het te organiseren. Nog iets?'

-o-O-o-

Beerta deed een stapje naar voren, uit de kring van medewerkers. 'Mevrouw Moederman,'zei hij, zijn kin opheffend - hij wepte even op zijn tenen, 'de Directeur heeft mij gevraagd om u met een enkel woord toe te spreken, en dat doe ik natuurlijk graag... als is het met enige schroom.' Hij wachtte even.
Mevrouw Moederman stond in haar zondagse jurk met een kleur van opwinding voor het schoolbord met de college-aantekeningen van Balk, haar man naast haar op een stoel, een wat kinderlijke man met een vriendelijk, zachtaardig gezicht. Ze glimlachte, maar zo afwezig dat het de vraag was of ze hoorde wat er tegen haar gezegd werd.
Ik denk dat hij dat gevraagd heeft, omdat u ook nog bij mij gewerkt heeft,'zei Beerta, 'waarna hij opnieuw even pauzeerde, 'terwijl ik juist altijd het gevoel heb gehad dat ik bij u werkte.'
Er werd gelachen. Mevrouw Moederman glimlachte nu ook. 'Dat komt natuurlijk ook wel door uw naam,'zei Beerta - er werd opnieuw gelachen, de lach van Flip de Fluiter klonk boven die van de anderen uit - 'maar toch niet alleen door uw naam, want wat ik van het begin af zo in u bewonderd heb, was de rust die er van u uitging.'
Nou nou, dacht Maarten.
'U bent voor mij het voorbeeld van een wijze vrouw,' concludeerde Beerta. - Mevrouw Moederman keek naar haar man, ze glimlachte, haar man glimlachte ook - 'U kijkt nu naar uw man,' merkte Beerta vergenoegd op, 'die zal dat ongetwijfeld kunnen beamen.'
'Misschien ook niet,' zei Beerta. 'Misschien reageert u zich thuis af. Daar heb ik ook niets mee te maken. Ik zie alleen het voordeel dat wij daar dan van hebben gehad.'
Er werd opnieuw gelachen.
[...]
'Ja, wat moet ik nu zeggen,' zei Mevrouw Moederman langzaam. Ze zweeg, in gedachten verzonken. 'U hebt allebei zo aardig gesproken, dat ik niet goed weet wat ik daarop moet antwoorden.' Ze keek naar de bloemen en cadeaus op een tafeltje naast haar. 'En dan ook nog die bloemen en cadeaus.' Ze praatte zo afwezig dat het de indruk maakte dat ze onder de kalmerende middelen zat.
'Nou, dan zeg je maar niets hoor, Mariet,' kwam Dé Haan haar te hulp. 'We weten het zo ook wel!'
'Nee, dat zou ik niet aardig vinden,' zei mevrouw Moederman.
'Als wij het maar aardig vinden,' zei Dé Haan zenuwachtig lachend.
Mevrouw Moederman hoorde het niet. Ze keek afwezig flimlachend in de richting van de mensen voor har, zonder iemand in het bijzonder aan te zien. 'Ik hebhier altijd heel prettig gewerkt,' zei ze langzaam, 'eerst onder meneer Beerta en toen onder meneer Balk.' Ze wachtte even. 'Het was soms wel veel werk, maar het was toch ook heel dankbaar,met al die aardige mensen. Die zal ik zeker missen. 'Ze verzonk een ogenblik in zichzelf. ' Maar aan alles komt nu eeenmaal een eind,' hernam ze. Ze verviel opnieuw in een stilte, zoekend naar de draad in haar gedachten. 'En vooral voor al die menselijke warmte die ik ondervonden heb, dank ik u allemaal heel hartelijk.' Ze keek in de richting van Balk en Beerta. 'En u ook, meneer Balk, meneer Beerta.' Ze knikte. 'Ik dank u wel.'


'Oma Fem' met Anna, wijzend naar poes Mischa, een vondeling uit de tuin
van het Meertens Instituut. Thuis in de Lekstraat, 1969.













No comments: